In het wonderschone Bisisthal (Zwitserland) is het meestal dringen in de zomer. Dan wil iederéén wel met dat kleine kabelbaantje naar 1800 meter hoogte, naar de top van de alp. Maar dit is het jaar van Corona. Hartstikke rustig. En zo zoeven wij huppetup met kabeltreinvaart omhoog, boven de boomgrens. In de grijze bergplooien ligt hier en daar nog een klont sneeuw, en er groeien heel veel bergroosjes, knalblauwe gentiaantjes, gele witte roze bloemen, in spleten en spelonken groeien allerlei varens en mossen. En bovenop deze prachige alp woont ene Gertrud.
Op de alp waren twee koffiemogelijkheden: een restaurantje en een boerderij. We besloten naar het boerderijtje te gaan, en aan de lange tafels zaten eigenlijk alleen bekenden van de boerin, de boerin die Gertrud bleek te heten. Ze nodigde ons uit, in zangerig Zwitsers-duits, om bij hen te komen zitten. Ze vertelde dat ze 2 maanden per jaar, zodra de sneeuw weg is, bovenop de alp woont, samen met haar baardman en dochter. Toen we vertelden dat we beiden schrijvers zijn, riep de tafel dat Man dan vast & zeker krimi’s schreef! Dat zal ’em aan zijn corona-kapsel hebben gelegen.
Eind juni worden wel 500 koeien van verschillende boeren in het dal bij elkaar gedreven, die dan in een lange optocht naar boven lopen. De boerin en twee herders hoeden deze koeien gedurende de maanden juli en augustus. Dat is goed voor de (vaak jonge) koeien, want die leren dan weer zelf gras afeten. En het is goed voor de weilanden in het dal, daar kan dan meer gras groeien en er is dan een hogere oogst hooi voor de winter. Kortom, win-win.
Toen we de koffie wilden afrekenen, weigerde Gertud ons geld aan te nemen. Het was zo gezellig geweest.
Wat vind jij?