Ik ben niet zo van de steden. Dus toen we door de lege, plattelandse schoonheid naar Valencia reden, en ons daar in de stadse autostroom stortten, snapte ik zelf niet meer zo goed waarom ook alweer. Maar. Valencia bleek een verrassing.
Visserswijk
We logeren in de oude visserswijk El Cabanyal. Hoewel dicht bij zee, was de wijk tot voor kort helemaal niet populair. Armlastig, smerig. De gemeente heeft het heel lang volkomen verwaarloosd, wilde de buurt plat gooien om er hoogbouw neer te zetten. Dat heeft de wijk na een lang gevecht zélf weten te voorkomen. De typische, sfeervolle vissershuizen, vaak betegeld en met prachtige mozaïken, zijn voor een deel gered. Al is er ook nog steeds veel krakkemik en ouwe meuk en soms nauwelijks bewoonbaar – en dan toch bewoond. Maar het is een ontzettend sympathieke, wat dorpse en levendige buurt.
De troef
Bovendien heeft Valencia, een heel uitgestrekte stad, een geweldige troef, en dát is vooral wat de stad voor mij heel behapbaar en aantrekkelijk maakt. En dat is de rivierbedding, waar je doodleuk door de boababbomen kunt fietsen!
Er heeft een rivier dwars door de stad gelopen. Na een dramatische overstroming is die omgelegd en in de stad drooggelegd. De rivierbedding is nu een prachtige, negen kilometer lange groene slang door de drukte van de stad. Er zijn tennisbanen in aangelegd, bomen, hele sportvelden, cultuurplekken, hier en daar een café, en een fietspad. Dictator Franco had van deze groene long nog een autosnelweg willen maken, maar dat is er gelukkig niet van gekomen.
En zo fietsen wij nu fluitend via dit mooie en makkelijke pad in een dik half uur van onze wijk naar het oude Middeleeuwse centrum. Vol pracht en spectaculaire suikertaarten, oude bruggen, fijne boekwinkeltjes en sjieke wijken rondom met fantastische art-deco-huizen.
En als je daarvan even wilt uitpuffen, trek je je gewoon even terug in het rivierpark. Bankje, zon, ogen sluiten.
Wat vind jij?