Speurend en vloekend loop ik over dorre heuvels, roep ik de vier namen. Waar zijn ze nou ineens? Ik had deze oppasklus in dit Spanje bijna afgezegd. De Engelse eigenaresse leek me nogal precies, en vier honden aan de riem uitlaten betekent husselen en riemverknoping. Maar we lieten ons verleiden, mijn man en ik. Nou ja, vooral ik. Want ze zei: na een paar dagen kunnen de hondjes best los lopen. En dan de zon en helderblauwe lucht – in januari! Dit weerbarstige woestijngebied aan zee, vol cactussen, de luie sfeer in de dorpjes!
Ik sjouw door uitgestrekte vlaktes en brul de vier namen tot de zon ondergaat, mijn man cirkelt rond in de auto. Dan kijken wij elkaar dof aan: wie belt de eigenaresse. Ik heb er zo tegenop gezien, dat het bijna een opluchting als ik naar haar paniek luister; ze wéét het nu in elk geval.
Uiteindelijk slapen we met horten en stoten. Om 5 uur ’s ochtends horen we gekef: drie honden komen ademloos binnenvallen. Maar oh! De piepkleine Mimi is er niet bij. Het meelopertje, met haar trippelpootjes en olijke oogjes. We rijden maar weer naar het dorp, en plots staat mijn man vol op de rem. Midden op de weg ligt een donker propje. Mimi. Het mormeltje rilt, en ze kan nog schuifelen. Als ik me op haar stort, zie ik een scheef glimlachje.
Wat vind jij?